Enneagram en geestkunde type 6
Op www.geestkunde.net staat mooie informatie over verdieping. Ook het boek Geestkunde van Freek van Leeuwen is een verdiepingsslag voor mensen die naar de essentie willen. Hier een korte omschrijving van het type volgens Freek van Leeuwen.
Zes: het ingekeerde voelen (het op de persoon gerichte voelen)
Binnen relaties kun je van de trouw van zessen verzekerd zijn. Hun vriendschappen worden gekenmerkt door warmhartige en diepe gevoelens. Ze zetten zich met hart en ziel in voor de mensen van wie ze houden.
Zessen twijfelen gauw aan zichzelf. Dat maakt hen voorzichtig, bangelijk en wantrouwig. Ze bespeuren voortdurend gevaar. De wereld is voor hun gevaarlijk. Ze moeten op hun hoede zijn. Ze hebben niet genoeg innerlijk vertrouwen om tegen alles opgewassen te zijn. Daarom moeten ze ergens buiten zichzelf houvast zoeken (het uitgek. denken). Zessen zijn gevoelsmatig van anderen afhankelijk. Ze willen anderen graag nabij zijn, maar stellen hen eerst op de proef om te zien of ze te vertrouwen zijn. Ze zoeken zekerheid en voelen zich toch onzeker. Ze hebben soms een vreemd gevoel voor humor. Het gebrek aan zelfvertrouwen leidt ertoe dat zessen op zoek zijn naar gezag, naar iemand die zekerheid biedt, beroemd is of een machtspositie inneemt en kan vertellen welke kant het op moet. Zessen hebben in dat geval een betrouwbare instelling nodig of een boek met onfeilbare antwoorden (uitgek. denken). Zessen verlangen naar zekerheid. Ze trekken hun eigen positie eerder in twijfel dan dat ze deze met innerlijke zekerheid verdedigen.
Er zijn twee soorten zessen: angstige en angstverdringende zessen.
De angstige zessen zijn voorzichtig, aarzelend en wantrouwig. Ze vinden het moeilijk om zichzelf te vertrouwen. Doorgaans wijken ze uit voor gevaar. Zij zijn voor hun omgeving in zekere zin makkelijk in de omgang.
De angstverdringende zessen daarentegen kunnen zichzelf en anderen grote schade berokkenen. Zij overspelen hun angst, die de eigenlijke gangmaker van hun handelen is en compenseren die door hardheid, kracht en roekeloosheid voor te wenden. Angstverdringende zessen hebben geen vat op de angst die hen beheerst. Zij hebben nauwelijks aanleiding nodig om op te vliegen. In het ergste geval kunnen ze gaan schreeuwen, schelden, liegen of klappen uitdelen. Ze kunnen slecht tegen kritiek of tegen iets wat afwijkt van wat zij als juist beschouwen. Zij hebben een kunstmatige zelfverzekerdheid.
Onontwikkelde zessen die angstig zijn hebben geen enkel gevoel van eigenwaarde, zessen die hun angst verdringen kunnen autoritair zijn en wantrouwig. De verleiding van zessen is hun voortdurende streven naar veiligheid. Zij voelen zich daarom veilig bij orthodoxe, gesloten denkstelsels. Zij neigen tot fundamentalisme van godsdienstige, politieke of wetenschappelijke aard. Alle fundamentalisten hebben een onfeilbare bron van waarheid nodig. Zessen zoeken rangorden, autoriteit en veiligheid.
Zessen zijn erop gericht dat de juiste woorden worden gesproken, de juiste handelingen worden verricht (uitgekeerd denken). Het gaat er echter om vertrouwen in God te krijgen en zelfvertrouwen.
Het afweermechanisme van zessen is overdracht. Zij neigen ertoe hun eigen wantrouwen op anderen over te dragen en bij anderen te gaan zoeken naar 'onbewuste motieven'. Het wantrouwen dat bij hen zelf leeft, veronderstellen ze ook bij anderen aanwezig.
De wortelzonde van zessen is hun vrees. Zessen zijn van angst bezeten en worden door hersenspinsels achtervolgd. In hun verbeelding zien ze voortdurend van alles mis gaan.
Onontwikkelde zessen vermijden verkeerd gedrag. Zij houden zich pijnlijk nauwkeurig aan normen, wetten en regels en letten erop dat ook anderen zich aan de afgesproken regels houden.
De valkuil van angstige zessen is lafheid; die van angstverdringende zessen roekeloosheid. Alle zessen voelen zich in hun diepste innerlijk zwak en aan anderen overgeleverd.
De ontwikkelde zessen hebben moed gekregen. Ze moesten een leven lang worstelen met angst. Op een gegeven ogenblik zijn ze het zat steeds de bangerd te zijn en kunnen ten slotte op een heldhaftige manier boven zichzelf uitgroeien.
De uitnodiging aan zessen is geloof, zelfvertrouwen. Hun levenstaak is de hersenspinsels, die hun bestaan beheersen, van zich af te schudden. De angsten van zessen zijn doorgaans overdreven.
Zessen moeten geborgenheid zonder angst om zich heen hebben, waarbinnen zij zich niet hoeven te verdedigen en ze moeten voelen dat ze worden aanvaard zoals ze zijn.
Zes: het ingekeerde voelen (het op de persoon gerichte voelen)
Binnen relaties kun je van de trouw van zessen verzekerd zijn. Hun vriendschappen worden gekenmerkt door warmhartige en diepe gevoelens. Ze zetten zich met hart en ziel in voor de mensen van wie ze houden.
Zessen twijfelen gauw aan zichzelf. Dat maakt hen voorzichtig, bangelijk en wantrouwig. Ze bespeuren voortdurend gevaar. De wereld is voor hun gevaarlijk. Ze moeten op hun hoede zijn. Ze hebben niet genoeg innerlijk vertrouwen om tegen alles opgewassen te zijn. Daarom moeten ze ergens buiten zichzelf houvast zoeken (het uitgek. denken). Zessen zijn gevoelsmatig van anderen afhankelijk. Ze willen anderen graag nabij zijn, maar stellen hen eerst op de proef om te zien of ze te vertrouwen zijn. Ze zoeken zekerheid en voelen zich toch onzeker. Ze hebben soms een vreemd gevoel voor humor. Het gebrek aan zelfvertrouwen leidt ertoe dat zessen op zoek zijn naar gezag, naar iemand die zekerheid biedt, beroemd is of een machtspositie inneemt en kan vertellen welke kant het op moet. Zessen hebben in dat geval een betrouwbare instelling nodig of een boek met onfeilbare antwoorden (uitgek. denken). Zessen verlangen naar zekerheid. Ze trekken hun eigen positie eerder in twijfel dan dat ze deze met innerlijke zekerheid verdedigen.
Er zijn twee soorten zessen: angstige en angstverdringende zessen.
De angstige zessen zijn voorzichtig, aarzelend en wantrouwig. Ze vinden het moeilijk om zichzelf te vertrouwen. Doorgaans wijken ze uit voor gevaar. Zij zijn voor hun omgeving in zekere zin makkelijk in de omgang.
De angstverdringende zessen daarentegen kunnen zichzelf en anderen grote schade berokkenen. Zij overspelen hun angst, die de eigenlijke gangmaker van hun handelen is en compenseren die door hardheid, kracht en roekeloosheid voor te wenden. Angstverdringende zessen hebben geen vat op de angst die hen beheerst. Zij hebben nauwelijks aanleiding nodig om op te vliegen. In het ergste geval kunnen ze gaan schreeuwen, schelden, liegen of klappen uitdelen. Ze kunnen slecht tegen kritiek of tegen iets wat afwijkt van wat zij als juist beschouwen. Zij hebben een kunstmatige zelfverzekerdheid.
Onontwikkelde zessen die angstig zijn hebben geen enkel gevoel van eigenwaarde, zessen die hun angst verdringen kunnen autoritair zijn en wantrouwig. De verleiding van zessen is hun voortdurende streven naar veiligheid. Zij voelen zich daarom veilig bij orthodoxe, gesloten denkstelsels. Zij neigen tot fundamentalisme van godsdienstige, politieke of wetenschappelijke aard. Alle fundamentalisten hebben een onfeilbare bron van waarheid nodig. Zessen zoeken rangorden, autoriteit en veiligheid.
Zessen zijn erop gericht dat de juiste woorden worden gesproken, de juiste handelingen worden verricht (uitgekeerd denken). Het gaat er echter om vertrouwen in God te krijgen en zelfvertrouwen.
Het afweermechanisme van zessen is overdracht. Zij neigen ertoe hun eigen wantrouwen op anderen over te dragen en bij anderen te gaan zoeken naar 'onbewuste motieven'. Het wantrouwen dat bij hen zelf leeft, veronderstellen ze ook bij anderen aanwezig.
De wortelzonde van zessen is hun vrees. Zessen zijn van angst bezeten en worden door hersenspinsels achtervolgd. In hun verbeelding zien ze voortdurend van alles mis gaan.
Onontwikkelde zessen vermijden verkeerd gedrag. Zij houden zich pijnlijk nauwkeurig aan normen, wetten en regels en letten erop dat ook anderen zich aan de afgesproken regels houden.
De valkuil van angstige zessen is lafheid; die van angstverdringende zessen roekeloosheid. Alle zessen voelen zich in hun diepste innerlijk zwak en aan anderen overgeleverd.
De ontwikkelde zessen hebben moed gekregen. Ze moesten een leven lang worstelen met angst. Op een gegeven ogenblik zijn ze het zat steeds de bangerd te zijn en kunnen ten slotte op een heldhaftige manier boven zichzelf uitgroeien.
De uitnodiging aan zessen is geloof, zelfvertrouwen. Hun levenstaak is de hersenspinsels, die hun bestaan beheersen, van zich af te schudden. De angsten van zessen zijn doorgaans overdreven.
Zessen moeten geborgenheid zonder angst om zich heen hebben, waarbinnen zij zich niet hoeven te verdedigen en ze moeten voelen dat ze worden aanvaard zoals ze zijn.