Enneagram en geestkunde type 1
Op www.geestkunde.net staat mooie informatie over verdieping. Ook het boek Geestkunde van Freek van Leeuwen is een verdiepingsslag voor mensen die naar de essentie willen. Hier een korte omschrijving van het type volgens Freek van Leeuwen.
Een: het ingekeerde willen (het op de persoon gerichte willen)
Enen zijn idealisten, die worden gedreven naar de verwerkelijking van een wereld, waarin waarheid, rechtvaardigheid en morele orde heersen. Zij streven ernaar normen te ontwikkelen, aan de hand waarvan kan worden beoordeeld wat goed of slecht, juist of fout is.
Ze kunnen moeilijk hun eigen en andermans gebreken aanvaarden of vertrouwen op de geleidelijke groei van het goede.
Enen worden geleid door 'innerlijke stemmen' (plichtsgevoel), die afkomstig kunnen zijn van anderen die zij hebben 'verinnerlijkt'. In het innerlijk van enen wordt voortdurend recht gesproken; zij zijn hun eigen openbare aanklager en zitten zelf in de beklaagdenbank. Er zou een ?onafhankelijke waarnemer? moeten opstaan om ze duidelijk te maken dat ze hiermee moeten ophouden en dat het alleen hun eigen, persoonlijke opvattingen zijn.
Enen streven naar volmaaktheid en strijden tegen onvolmaaktheid. Zij raken steeds teleurgesteld doordat het leven en de mensen niet zijn zoals ze zouden moeten zijn. Zij hebben een groot verantwoordelijkheids- en plichtsbesef, en zijn dwangmatig nauwkeurig en ernstig. Zij streven naar zuiverheid.
Zij kunnen niet tot rust komen en van het leven genieten (uitgek. waarnemen). Enen moeten leren tot rust te komen om de onvolkomenheid van de wereld waar te nemen en te leren dat te aanvaarden (hun eigenlijke levenstaak). Zij moeten leren om plicht, orde en het verbeteren van de wereld eens te laten voor wat het is en in plaats daarvan te leren spelen en van het leven te genieten. Blijmoedige levensvreugde kunnen enen leren door bij vrolijke zevens in de leer te gaan (uitgek. waarnemen).
Wat enen in zichzelf vinden aan onvolmaakts maakt hen kwaad, kwaad op zichzelf (gramschap). Die boosheid is echter ook een onvolmaaktheid en wordt daarom verdrongen. Enen ontkennen hun eigen boosheid, ergernis. Zij zijn boos omdat de wereld zo onvolmaakt is, maar mogen dat van zichzelf niet uiten, noch nemen ze dat waar. Enen schamen zich voor hun boosheid.
Doordat hun boosheid zich niet mag uiten komen zij innerlijk onder druk te staan. Die krachtsophoping uiten zij door een overdreven werkijver. Zij hebben daarbij de drang om goede werken te doen en worden wereldverbeteraars, hervormers, die naar de verwerkelijking van een volmaaktheidsideaal streven.
Onontwikkelde enen kunnen een dubbelleven gaan leiden. In het openbare leven gedragen zij zich onberispelijk, in stilte leven zij zich uit en doen, wat zij in het openbaar anderen ontzeggen. Onontwikkelde enen willen altijd gelijk hebben en veroordelen anderen. Ze zijn overijverig, onpersoonlijk en zitten vol onderdrukte woede. Wanneer ze er geen gat meer in zien, richten ze al hun boosheid op zichzelf (zelfkastijding).
Matig ontwikkelde enen zijn zedeprekers, die alles en iedereen bekritiseren. Ze denken dat ze aan hun eigen idealen beantwoorden en kunnen hoogmoedig en zelfingenomen zijn. Zij moeten leren zichzelf en anderen te aanvaarden i.p.v. over van alles en nog wat een oordeel te vellen. Zij moeten leren dat er meer goede ontwikkelingswegen zijn. Zij kunnen in gedachten een lijst met de fouten van anderen bijhouden en haatdragend zijn. Zij kunnen wel vergeven, maar slecht vergeten.
Ontwikkelde enen kennen een blijmoedige gelatenheid (uitgek. waarnemen). Ze zijn verstandig, rechtvaardig en evenwichtig. Hun mening heeft hun eigen innerlijke kritiek doorstaan, alles is overdacht voor er iets wordt gezegd en daarom moeilijk te weerleggen. Het zijn vaak begaafde leiders en leraren, die hun best doen om zelf het goede voorbeeld te geven.
Ontwikkelde enen werken meestal nog steeds hard, maar ze zijn tot een zekere losheid en innerlijke rust gekomen. Ze hebben aanvaard dat ze onderweg zijn en het doel nog niet hebben bereikt.
Een: het ingekeerde willen (het op de persoon gerichte willen)
Enen zijn idealisten, die worden gedreven naar de verwerkelijking van een wereld, waarin waarheid, rechtvaardigheid en morele orde heersen. Zij streven ernaar normen te ontwikkelen, aan de hand waarvan kan worden beoordeeld wat goed of slecht, juist of fout is.
Ze kunnen moeilijk hun eigen en andermans gebreken aanvaarden of vertrouwen op de geleidelijke groei van het goede.
Enen worden geleid door 'innerlijke stemmen' (plichtsgevoel), die afkomstig kunnen zijn van anderen die zij hebben 'verinnerlijkt'. In het innerlijk van enen wordt voortdurend recht gesproken; zij zijn hun eigen openbare aanklager en zitten zelf in de beklaagdenbank. Er zou een ?onafhankelijke waarnemer? moeten opstaan om ze duidelijk te maken dat ze hiermee moeten ophouden en dat het alleen hun eigen, persoonlijke opvattingen zijn.
Enen streven naar volmaaktheid en strijden tegen onvolmaaktheid. Zij raken steeds teleurgesteld doordat het leven en de mensen niet zijn zoals ze zouden moeten zijn. Zij hebben een groot verantwoordelijkheids- en plichtsbesef, en zijn dwangmatig nauwkeurig en ernstig. Zij streven naar zuiverheid.
Zij kunnen niet tot rust komen en van het leven genieten (uitgek. waarnemen). Enen moeten leren tot rust te komen om de onvolkomenheid van de wereld waar te nemen en te leren dat te aanvaarden (hun eigenlijke levenstaak). Zij moeten leren om plicht, orde en het verbeteren van de wereld eens te laten voor wat het is en in plaats daarvan te leren spelen en van het leven te genieten. Blijmoedige levensvreugde kunnen enen leren door bij vrolijke zevens in de leer te gaan (uitgek. waarnemen).
Wat enen in zichzelf vinden aan onvolmaakts maakt hen kwaad, kwaad op zichzelf (gramschap). Die boosheid is echter ook een onvolmaaktheid en wordt daarom verdrongen. Enen ontkennen hun eigen boosheid, ergernis. Zij zijn boos omdat de wereld zo onvolmaakt is, maar mogen dat van zichzelf niet uiten, noch nemen ze dat waar. Enen schamen zich voor hun boosheid.
Doordat hun boosheid zich niet mag uiten komen zij innerlijk onder druk te staan. Die krachtsophoping uiten zij door een overdreven werkijver. Zij hebben daarbij de drang om goede werken te doen en worden wereldverbeteraars, hervormers, die naar de verwerkelijking van een volmaaktheidsideaal streven.
Onontwikkelde enen kunnen een dubbelleven gaan leiden. In het openbare leven gedragen zij zich onberispelijk, in stilte leven zij zich uit en doen, wat zij in het openbaar anderen ontzeggen. Onontwikkelde enen willen altijd gelijk hebben en veroordelen anderen. Ze zijn overijverig, onpersoonlijk en zitten vol onderdrukte woede. Wanneer ze er geen gat meer in zien, richten ze al hun boosheid op zichzelf (zelfkastijding).
Matig ontwikkelde enen zijn zedeprekers, die alles en iedereen bekritiseren. Ze denken dat ze aan hun eigen idealen beantwoorden en kunnen hoogmoedig en zelfingenomen zijn. Zij moeten leren zichzelf en anderen te aanvaarden i.p.v. over van alles en nog wat een oordeel te vellen. Zij moeten leren dat er meer goede ontwikkelingswegen zijn. Zij kunnen in gedachten een lijst met de fouten van anderen bijhouden en haatdragend zijn. Zij kunnen wel vergeven, maar slecht vergeten.
Ontwikkelde enen kennen een blijmoedige gelatenheid (uitgek. waarnemen). Ze zijn verstandig, rechtvaardig en evenwichtig. Hun mening heeft hun eigen innerlijke kritiek doorstaan, alles is overdacht voor er iets wordt gezegd en daarom moeilijk te weerleggen. Het zijn vaak begaafde leiders en leraren, die hun best doen om zelf het goede voorbeeld te geven.
Ontwikkelde enen werken meestal nog steeds hard, maar ze zijn tot een zekere losheid en innerlijke rust gekomen. Ze hebben aanvaard dat ze onderweg zijn en het doel nog niet hebben bereikt.